Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En als zij [66]de ankers opgehaald hadden, gaven zij [het schip] aan de zee over, meteen [67]de roerbanden losmakende; en het razeil naar den wind opgehaald hebbende, hielden zij het naar den oever toe. 66. Of, de ankers afgehouwen hadden, lieten zij die in de zee. 67. Namelijk met welke zij tevoren het roer vastgemaakt hadden, toen het schip op Gods genade dreef, tegen het slingeren van de zee.